Als boer of tuinder dien je je ruim tevoren af te vragen hoe je op een toekomstige onteigening zou kunnen anticiperen. Je niet beraden op je positie is geen optie.
Een melkveehouder met een melkquotum van 360.000 kg en een ligboxenstal met 60 ligplaatsen, wiens productie in 10 jaar tijd was gestegen van 6.000 naar 9.000 kg per koe per jaar en daarom op de peildatum nog maar 40 melkkoeien hield, kreeg (boven de werkelijke waarde van de bestaande stal) slechts de reconstructiekosten vergoed voor een nieuwe stal met 40 boxen.
Deze boer had stilgezeten en had tijdig quotum moeten bijkopen. Investeringen die gedaan worden voorafgaande aan de tervisielegging van de onteigeningstukken worden in principe niet geacht te zijn gedaan met de bedoeling de schadeloosstelling te verhogen.
Een melkveehouder wiens huiskavel ten gevolge van onteigening werd verkleind en onder het Convenant Weidegang minder melkvee kon weiden dan het vergunde aantal van 132 stuks, werd onlangs door de Rechtbank Overijssel wegens dat verlies aan weidegang schadeloosgesteld op basis van 132 koeien ondanks dat hij op 2 juli 2015 (de peildatum voor het stelsel van fosfaatrechten) slechts 102 koeien hield.
Het niet meer kunnen weiden van de vergunde 132 melkkoeien door verkleining van de huiskavel werd als een onteigeningsgevolg aangemerkt, mede omdat de melkveehouder al in 2012 een vergunning had gekregen voor een nieuwe stal voor 132 melkkoeien en na de bouw zijn melkveestapel jaarlijks gestaag had uitgebreid.
Voor meer informatie over dit artikel kunt u contact opnemen met:
Kees van Schaik
GVK Advocaten Zwolle
Tel.: 088 – 888 66 50
E-mail: cvanschaik@gvk-advocaten.nl