Op 23 december 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:5659) heeft de Pachtkamer van de Rechtbank Midden-Nederland te Lelystad geoordeeld in een zaak van een verpachter die aanspraak maakte op het fosfaatrecht dat geregistreerd stond op naam van de (voormalige) pachter(s). Het ging om een hoeve met 33 hectare die sinds 2000 was gepacht door de huidige pachter(s) en gebruikt voor de melkveehouderij. Het totale melkquotum was in 2000 van de vorige pachter en van de verpachter gekocht door de pachter(s). De pachter(s) heeft/hebben later ook melkquotum bijgekocht. Dus het gehele quotum behoorde de pachter toe.
In 2017 werd de pacht beëindigd. De pachter ging elders boeren. De verpachter wilde een deel van de fosfaatrechten, die in 2018 waren toegekend, hebben c.q. een vergoeding daarvoor ontvangen. De pachter(s) wilden de rechten behouden en hier geen vergoeding voor betalen.
De rechter vond het geen geldig argument van de pachter dat de pacht al beëindigd was voor invoering van de fosfaatrechten op 1 januari 2018. De pachtovereenkomst bestond namelijk op de peildatum van 2 juli 2015. Die laatste datum zou beslissend zijn.
De rechter wilde verder niets weten van het argument van de pachter(s) dat hij/zij rechthebbende was op het gehele melkquotum en dat dat met zich mee zou brengen dat hij/zij gerechtigd zou zijn tot alle aanwezige fosfaatrechten. Je mag, aldus de Pachtkamer, geen continuïteit aannemen tussen het melkquotum dat per 1 april 2015 is afgeschaft en de fosfaatrechten die op 2 juli 2015 zijn aangekondigd door de toenmalige Staatsecretaris en op 1 januari 2018 van kracht zijn geworden. De Pachtkamer verwees daarbij naar het arrest van het Pachthof Arnhem-Leeuwarden van 26 maart 2019 over dit onderwerp. Het Hof zou de mening zijn toegedaan dat er geen sprake is van continuïteit tussen melkquotum en fosfaatrechten.
Bij de beëindigingsovereenkomst tussen partijen was afgesproken dat partijen zich, ten aanzien van de fosfaatrechten, alle rechten hadden voorbehouden. Dus kon de verpachter erop terugkomen, ook na de beëindiging van de overeenkomst.
Dat de verpachter een andere pachter had gevonden die het bedrijf ging exploiteren, was ook geen geldig argument van de pachter(s) om de aanspraken van de verpachter af te wijzen. Het blijft zo dat de potentiële exploitatiemogelijkheden zonder fosfaatrechten verkleinen, aldus de Pachtkamer. Dat hoeft een verpachter niet te accepteren.
Conclusie: de verpachter had recht op de overdracht van de fosfaatrechten onder verplichting 50% van de marktwaarde van de overgedragen fosfaatrechten aan de pachter te vergoeden. Wel mag er rekening worden gehouden met het feit dat de pachter(s) in deze zaak ook elders grond had/hadden gepacht van een andere verpachter. Een verdeling naar verhouding over alle gronden ligt voor de hand.
Er is inmiddels hoger beroep ingesteld. Het wachten is nu op het oordeel van het Hof.