Bestuursorganen, zoals het college van B&W, kunnen
bij overtreding van regels handhaven. Sterker nog, zij moeten handhaven, tenzij
er een concreet zicht op legalisatie is of dat handhaven dermate onevenredig is
in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat ervan moet worden afgezien.
Vaak kiest een bestuursorgaan voor de last onder dwangsom. Dan krijgt een overtreder
nog een termijn om de overtreding ongedaan te maken, bijvoorbeeld om zonder
vergunning geplaatste bouwwerken te verwijderen. Gebeurt dat niet, dan volgt er
een dwangsom. Dit kan enorme gevolgen hebben voor degene die wordt
aangeschreven. Daarom moet uit de last die is opgelegd duidelijk blijken
wanneer aan de last is voldaan. Als bijvoorbeeld een sleufsilo moet worden
verwijderd, omdat die gebouwd is zonder vergunning en ook niet gelegaliseerd
wordt, dan moet het College duidelijk omschrijven wat moet worden verwijderd.
Als het de bedoeling is dat ook het voer, dat opgeslagen is in de sleufsilo,
moet worden verwijderd dan moet dat duidelijk worden aangegeven. Anders geldt
die verplichting niet en kan de rechter het besluit vernietigen. Het is dan ook
zaak om in het geval van een onduidelijke last, bezwaar te maken. Voorkomen
moet worden dat het gemeentebestuur later de dwangsom gaat innen en dat de
ondernemer die de last gekregen heeft, zich daartegen moet verzetten met als
argument: Ik heb wel aan de last voldaan, dus ik hoef die dwangsom niet te
betalen, terwijl het College vindt dat niet aan de last is voldaan.